Was ich net zu sagen hätte.
Wie emigreert, krijgt er vaak een hoop nieuwe vrienden bij. Geheid krijg je ook te maken met valse vrienden: woorden die in twee talen hetzelfde geschreven of uitgesproken worden, maar iets anders betekenen. Dit wil weleens tot misverstanden leiden. Mijn Nederlandse vriendin en ik lummelen op de bank en ik zeg tegen haar: “Rück ma ’n Stück!” [schuif eens een stukje op]. Zij verstaat echter “Ruk m’n stuk!” en we hebben uns verkracht [ruzie gekregen]. Men zegt weliswaar “was sich liebt, das neckt sich” [wie van elkaar houdt, plaagt elkaar], maar mijn furieuze vriendin draait mij dus bijna écht de nek om.
„Ik komm mit alle kollega’s goed klaar!“
Ik had het kunnen weten – luttele dagen voor dit verrukkelijk verrückte misverstand ben ik door mijn rug gegaan. Bij de dokter: “Ik hab ’n probleem met mein Rücken!” Kijkt die man mij vreemd áán zeg. Hier hebben toch heel veel mensen last van? Of druk ik me soms niet goed uit? “Ich heb pijn bij mijn rukken!” De dokter verwijst me door naar de Thaise massage één deur verder. Happy end.
Happy end? Néén! Nog lang niet het einde, eerder een never ending story of my life: na zo’n vijf, seks jaar in dit land spreek ik weliswaar een aardig mondje Nederlands, die valse vrienden echter blijven me maar naaien, vooral – om in het beeld te blijven – omdat opvallend veel ervan een seksuele lading met zich mee brengen. Alsof iemand deze valkuilen bewust verstopt heeft in de taal om elke keer hartelijk te giechelen wanneer men in zo’n valsevriendenval trapt.

Nieuwe baan en mijn baas komt informeren of ik het naar mijn zin heb. “Jawohl, ik komm mit alle kollega’s goed klaar!” [ik kan met iedereen goed overweg]. Ik zou dit pijnlijke moment graag willen vergeten, alleen … elk jaar krijgen mijn leerlingen een toets waarin je een documentaire ziet over een groep vijftienjarige Duitse jongens die zonder hun ouders op Mallorca vakantie vieren. Al bij de inleiding is het gedaan met de toets-concentratie: “Werden die Jungs zwei Wochen lang ohne die Hilfe ihrer Eltern klarkommen können?” [kunnen zij het zonder hun ouders redden?].
Intussen kom ik al een tijdje zonder de hulp van mijn ouders klaar. Mijn vriendin en ik delen bank en bed en van het één komt het ander: van lümmeln op de bank komt gauw een Lümmeltüte [condoom]. Of juist niet. Zodoende zijn mijn vriendin en ik trotse ouders van een dochtertje. Dat een Lümmeltüte in het Nederlands ook kapotje genoemd kan worden, weet ik sinds ik in een kledingzaak een trui met een Kapuze [capuchon] wilde kopen en die omschreef als “een trui met een kapotje eraan.”
Door het constante optillen van dochterlief ben ik opnieuw door mijn rug gegaan. Een kans misschien om een oud misverstand recht te zetten? Om de dokter te vertellen dat ik nachtmerries heb overgehouden aan onze laatste ontmoeting, als het ware badend in het zweet wakker schrok. “Meinherr Doktor, nog over de laatste keer: ik had er echt natte dromen van, sorry! Maar deze keer heb ik werkelijk écht Pein in mein Kreuz!“ [rug].Weer die welbekende blik. Weer een onbewuste obsceniteit? Na, geil! [Nou, te gek!].

